Sociale inclusie en participatie; jeukwoorden


Net als veel mensen maak ik mij sterk voor sociale inclusie en participatie. Het meetellen in de maatschappij is iets wat voor iedereen erg belangrijk is. Iedereen speelt een rol in onze maatschappij en iedereen wil ook graag een rol spelen, van betekenis zijn. Iedereen heeft ook het recht om een rol te spelen, deel uit te maken, van de maatschappij. Iedereen is het daar wel mee eens.
Inclusie gaat over het meedoen en erbij horen van mensen met een beperking. Vaak hoor je ook de term inclusieve of gevarieerde samenleving. Een samenleving waar iedereen kan meedoen. Een eenvoudige definitie van inclusie is: ‘insluiting, het tegenovergestelde van exclusie (uitsluiting)’ (van Dale).
par·ti·ci·pa·tie (de; v; meervoud: participaties) het hebben van aandeel in iets; = deelname (van Dale).
Voor mij zijn de woorden sociale inclusie en participatie zogenaamde “jeukwoorden”. Woorden waar ik spontaan de kriebels van krijg, mijn nekharen van overeind gaan staan en mij in de weerstand zetten. Het feit dat iedereen meetelt in deze maatschappij, iedereen belangrijk en van betekenis is, is voor mij zo vanzelfsprekend dat ik het niet uit kan staan dat we daaraan moeten werken. Dat we moeite moeten doen om het voor elkaar te krijgen. Eigenlijk te belachelijk voor woorden.
Maar het motiveert mij ook. Het zet mij aan tot actie. Soms zo erg dat het mij bijna overstijgt, de ideeën en plannen die ik heb nemen mij bijna in bezit. Ik zeg bijna want ik weet mij sinds kort wat af te remmen. En als ik het niet doe dan zorgt mijn omgeving daar wel voor. Daarvoor dank.
Maar wat ik mij dan wel afvraag is hoe het kan dat, als iedereen vindt dat iedereen meetelt en deel uitmaakt van deze maatschappij, het zo moeilijk is om het voor elkaar te krijgen. Ik weet zo langzamerhand dat er genoeg ideeën en initiatieven zijn in ons land, maar om de financiën hiervoor te regelen is jammer genoeg nog steeds erg moeilijk. En dan heb ik het nog niet eens over samenwerking tussen de initiatieven. Het is toch raar dat er in 1 straat 3 verschillende initiatieven zijn die dagbesteding/activiteiten aanbieden. Vanuit 3 verschillende instellingen, dat wel. Maar wat een verspilling. Verspilling van tijd, energie en geld. Waarom is het nou zo moeilijk om met elkaar om de tafel te gaan zitten en te kijken wat er samen gedaan kan worden. Is het dan zo frustrerend om aan te schuiven bij een bestaande activiteit?
Het gebruik maken van reeds bestaande initiatieven, van elkaars sterke punten, is toch juist de meest makkelijke manier om iets te gaan ondernemen. Nee, we gaan het liefst allemaal onze eigen gang en vinden allemaal ons eigen ronde wiel uit. Is dat vanuit het standpunt dat iedereen het denkt beter te kunnen? Of gunnen we elkaar niks en willen we zelf met de eer gaan strijken? Egotripperij?
Tijdens een gesprek dat ik laatst had kwam iemand met het woord egoloze zorg. Ik vond dat een erg mooie term. We kunnen pas goede zorg bieden als we onze eigen ego opzij kunnen zetten. En dat geldt dus ook voor iedereen die zich sterk wil maken voor sociale inclusie en participatie. Pas als je in staat bent om je ego opzij te zetten ben je in staat om goed te werken. Hoe mooi zou het zijn als iedereen dat zou kunnen, wat zouden er dan mooie samenwerkingen tot stand kunnen komen. En allemaal ten dienste van onze maatschappij. Een maatschappij open voor en van iedereen.
 

%d bloggers liken dit: